Religie kan enerzijds worden gezien als een poging van de mens het universum en zijn bestaan daarin te verklaren en anderzijds als een reactie van de mens op wat hij interpreteert als openbaringen van een hogere macht, mystieke ervaringen of inzichten. Die hogere macht wordt beschouwd als schepper van het universum.
In de religie zoeken mensen een antwoord op vragen rond bestemming, dood, leven, zin van het lijden, doel van de geschiedenis, etc. De religie biedt in deze optiek houvast en troost in een chaotische wereld. Het geeft ook antwoorden, hoewel geen sluitende, op de waaromvragen van het leven. Zo wordt de mens gezien als een wezen dat naar zekerheid streeft en is religie een manier die tracht deze zekerheid te bekomen.
Sacramenten in de protestantse traditie
Binnen het protestantisme wordt het sacrament gezien als een zichtbaar teken (een signaal) en een zegel (een bevestiging) van Gods genade. Naast de prediking (een hoorbaar teken van Gods genade) kent het protestantisme ook twee zichtbare tekenen van Gods genade, namelijk: de doop en het avondmaal.
In veel dorpskerken is het gebruikelijk om tijdens de gedachtenisdienst alle overleden dorpsbewoners te herdenken. Het is een vanzelfsprekend onderdeel van kerk-zijn in het dorp. Herdenkingsvieringen werken drempelverlagend.
Herdenken gebeurt in de meeste dorpskerken onder meer door het aansteken van een kaars en het noemen van de naam. In verschillende kerken wordt rond het overlijden een witte steen op een herdenkingsplek in de kerk gelegd. De nabestaanden krijgen kaars en steen mee. Soms brengt de voorganger de steen een jaar na het overlijden bij de nabestaanden. De herdenking van overledenen staat dus niet op zichzelf maar is ingebed in een pastorale en liturgische cyclus.
In plattelandsgemeenten die uit meerdere dorpen bestaan, is de gedachtenisdienst een uitgelezen kans om de band tussen kerk- en dorpsgemeenschap zichtbaar te maken en te bevestigen. Niet alleen opent de kerkgemeenschap de deuren expliciet voor de hele dorpsgemeenschap, er komen mensen van verschillende (niet-)kerkelijke achtergronden bij elkaar. Centraal staat niet zozeer de kerkgemeenschap maar de gemeenschap die rond een dorpskerk woont. Wanneer ook de namen worden genoemd van oud-dorpsbewoners die elders in een verzorgingshuis woonden, worden zij als het ware opnieuw opgenomen in de dorpsgemeenschap die in de kerk is.
Mensen die lang niet in de kerk zijn geweest, zijn vaak verrast door de eigentijdse taal, de kracht van de oude woorden, de muziek, de stilte en de ruimte. Kerkbeelden van lang geleden worden tegengesproken. Mensen voelen zich verbonden door de plaats, het gedeelde verleden en de geest van God.